Wilm Wouters (WW) hield niet van tentoonstellingen. Hij vond het
tentoonstellingengedoe een groot kwaad. Het is veelal alleen om de
persoonlijke eerzucht van de kunstenaar te bevredigen. Voor
verkooptentoonstellingen zoals die bijvoorbeeld bij de vereniging Arti et
Amicitiae gehouden worden ligt dit anders. Daar exposeren vaak meerdere
kunstenaars tegelijk en de doelstelling is duidelijk; verkoop en brood op de
plank.
Brood op de plank was en is vaak een moeilijkheid in het
kunstenaarsbestaan. Dit is de reden dat in 1922 Wilm Wouters
medeoprichter was van Maatschappij Rembrandt. De leden waren, net als
Wilm Wouters zelf, tevens lid van de kunstenaarsverenigingen Arti et
Amicitiae, St Lucas en de Onafhankelijken. Bovendien hadden de meesten
les gehad op de Amsterdamse Academie van: Derkinderen, v.d. Waay,
Dake en v.d. Pluym. Derkinderen en v.d. Waay waren dan ook erelid. De
verenigingsaanduiding was ’Maatschappij Rembrandt een vereniging voor
kunst en kunstliefhebbers’. Het is dus geen kunstenaarsvereniging alleen,
maar tevens een organisatie waarbij het publiek betrokken werd. Ook dit
publiek wordt nader gedefinieerd. De Maatschappij Rembrandt richt zich
in tegenstelling tot de handel, echter ook tot die ruimere kring van
kunstliefhebbers die over
geringere middelen beschikken,
oftewel, kunst voor het volk. De
jonge kunstenaars, die de ziel zijn
van deze vereniging, willen vooral
goede kunst onder het volk
brengen. Hun streven verdient
aanbeveling, zegt de krant NRC.
De door de leden van de
Maatschappij Rembrandt te
houden kunstbeschouwingen en
lezingen voegen ook nog een
didactisch element toe aan de
nieuwe vereniging. Dit wordt
eveneens door het NRC gemeld.
Een breder kunstbezit is goed voor
het volk en helpt de kunstenaar
brood op de plank te krijgen.
De kunstgeschiedenis houdt zich
veelal bezig met de
vooruitstrevende kunstenaars. Dit
is ook logisch, daar zij immers de wendingen en nieuwe wegen in de kunst
bepalen. Een groter aantal kunstenaars is echter minder vooruitstrevend. Zij
werken in een traditionele schilderkunst waarbij het schoonheidsaspect en
de natuurgetrouwheid van de uitbeelding belangrijker geacht wordt, dan
het streven naar iets nieuws. Veel van deze kunstenaars, zo was het
tenminste in de eerste helft van deze eeuw, zijn georganiseerd in
kunstenaarsverenigingen. Zo ook Wilm Wouters.
Na de eerste wereldoorlog kwam onder invloed van de internationale
bewegingen zoals futurisme, kubisme en expressionisme de
kunstvernieuwing steeds meer naar voren. Deze ontwikkeling, wordt veelal
met de term modernisme aangeduid. De kunstvernieuwers vormden een
kleine elite op het totale kunstenaarsbestand in Nederland. De overgrote
meerderheid, waaronder de leden van over het algemeen behoudende
kunstenaarsverenigingen en traditionele academiën, bleef schilderen alsof
er geen veranderingen bestonden.
De nieuwe schilderkunst was in de Nederlandse cultuur van voor 1914 nog
een geïsoleerd verschijnsel. Het is duidelijk, dat het modernisme haaks
stond op de stroming, die in deze jaren in het Amsterdamse kunstleven
vooral aan bod was, die van de ‘picturale kunstenaars’.
Deze kunstenaars zochten in elk motief vooral naar uitdrukking van
zichtbare schoonheid: zij beleden de stelling "l'art pour l'art." Het is niet
verwonderlijk dat deze gesettelde kunst, die
steunde op een impressionistisch verleden,
aangevuld met elementen uit de Haagse en
Amsterdamse school, zich dan ook keerde tegen
de kunstvernieuwers. Natuurlijk was deze rol ook
opgelegd door behoudzucht en eigenbelang.
Het is niet onbegrijpelijk, dat in het milieu van
degenen voor wie slechts het picturale als zodanig
waarde had, de nieuwe kunst met onbegrip en
vijandschap werd bejegend. De kloof tussen beide
werelden was toen niet te overbruggen. De
traditionele richting werd vertegenwoordigd door
veel schilders, zoals ook de schilders verenigd in
Arti et Amicitiae. In de strijd tegen het
modernisme werd Arti dan ook de verzamelplaats
van de tegenstanders van deze beweging.
Deze picturale richting werd in de jaren kort voor 1914 een geduchte
tegenstander van de moderne kunst. Nu de standpunten zich toespitsten,
werd het genootschap Arti een bolwerk van de picturalen. Een van haar
woordvoerders in de strijd tegen de modernisten werd C.L. Dake, professor
aan de Amsterdamse Academie van beeldende kunsten. De handelswijze
van Arti was goed te volgen in deze strijd. Er kwam zelfs censuur op de in
Arti aanwezige kunsttijdschriften op de leestafel; werk met moderne
trekken, zoals van Sluyters werden nauwelijks zichtbaar opgehangen of
modernere leden werden als stemhebbend lid gedeballoteerd.
Wilm Wouters was een aanhanger van de picturale richting, maar kon het
persoonlijk ook goed vinden met kunstenaars die de (meer) modernistische
richting aanhingen. Willy Sluiter, Van der Hem, Gestel, Germ de Jong
waren vrienden van hem. Wilm Wouters hield wel van experimenteren,
maar dat was meer op het vlak van techniek en vakmanschap. Dat 'kunst
voor het volk' en bestaansmogelijkheden van de kunstenaar hem bezig
houden zien we al bij de oprichting van
Maatschappij Rembrandt. Maar hij
maakte ook affiches voor de stichting ’De
kunst in nood’, een organisatie die zich
eveneens inzette voor het lot van de
artiesten.
Wilm Wouters was ook actief in de
kunstenaarsvereniging ’Sint Lucas’. Voor
het 60 jarig bestaan van deze vereniging
heeft hij een gedicht gemaakt. U kunt dit
gedicht lezen in bijlage 1. Het gedicht
gaat ondermeer in op de "blauwen" en de
"bruinen".
Er bestonden destijds onder de schilders
in ’Sint Lucas’ twee stromingen. Een
groep bestond ondermeer uit de schilders
Jan Sluyters, Leo Gestel en C. Maks. Zij
bedienden zich vooral van lichte tinten,
die werden “de blauwen” genoemd. De
andere groep schilderde bij voorkeur met donkerder kleuren en werd
daarom betiteld met de verzamelnaam “de bruinen”. Over smaak valt niet
te twisten, maar in de vereniging heeft dit onderwerp veel beroering
gebracht, omdat o.m. bij het organiseren van tentoonstellingen de beide
stromingen niet gelijk aan bod kwamen.
Tijdens de 2e wereldoorlog beijverde Wilm Wouters zich even enthousiast
als voorheen voor de bestaansmogelijkheden van de Nederlandse
kunstenaars. Hij ging gewoon door met de strijd voor de emancipatie van
de kunstenaars, ondanks de overheersers.
Hij trad ondermeer op als organisator van de tentoonstelling van de
stichtingen ’Nederlandsche Volksdienst’ en het ’Nederlandsche
Kunsthuis’.
Hij organiseerde ondermeer de
tentoonstelling ’Nederlandse Beeldende
Kunst’ gehouden in het Rijksmuseum te
Amsterdam (aug. en sept. 1942). Deze
tentoonstelling was een initiatief van de
afdeling ’Hulpwerk Beeldende Kunst’
van de ’Nederlandse Volksdienst’ in
samenwerking met de ’Nederlandsche
cultuurkamer’.
Volksdienst is dienst aan het volk,
werken voor de welvaart van het volk
op alle levensgebieden. Zo is de
afdeling 'Hulpwerk Beeldende Kunst' in
het leven geroepen om in samenwerking
met de Nederlandse cultuurkamer de
belangen van de Nederlandse
kunstenaars te beschermen en te
behartigen. Het wil door zijn actie
bereiken, dat de Nederlandse
kunstenaars zich door eigen arbeid een behoorlijk levenspeil weten te
verwerven.
Twintig jaar eerder was bovenstaande motivatie de beweegreden voor het
stichten van de Maatschappij Rembrandt. Wat dat betreft is het optreden
van Wilm Wouters als organisator van de tentoonstelling van ’Nederlandse
Beeldende Kunst’ niet onlogisch, temeer omdat Wilm Wouters wel vaker
tentoonstellingen organiseerde, daar dit brood op de plank opleverde. Ook
Wilm Wouters voorkeur voor de picturale kunst en zijn 'niet houden van'
de nonfiguratieve modernisten pasten ook goed bij zijn opdracht voor de
eerder genoemde tentoonstelling in het Rijksmuseum.
Actieve Nederlandse kunstenaars waren tijdens de Duitse bezetting
verplicht zich in te laten schrijven bij de cultuurkamer. Maar betaald werk
uitvoeren voor de Nederlandse Volksdienst in samenwerking met de
cultuurkamer is andere koek, immers de cultuurkamer heet wel
Nederlandsche cultuurkamer, maar was een instelling opgericht door de
Duitse bezetter.
Verschillende vrienden van o.a. Arti et Amicitiae, vonden dit betaald werk
van Wilm Wouters voor de Nederlandse Volksdienst in samenwerking met
de cultuurkamer onverstandig en afkeurenswaardig. Zij hebben het Wilm
Wouters wel vergeven. In de uitnodiging voor het feest ter gelegenheid van
zijn 70e verjaardag bij Arti et Amicitiae kan daarvan nog iets
teruggevonden worden (zie bijlage 2).
Niet alleen zijn vrienden keurde het betaalde werk in samenwerking met de
cultuurkamer af. In maart 1948 werd Wilm Wouters door de 'Centrale
ereraad voor kunst' gestraft voor zijn werk voor de cultuurkamer met een
verbod om met terugwerkende kracht vanaf 5 mei 1945, 3 jaar lang geen
tentoonstellingen meer te mogen organiseren. Gekozen is voor een meer
principiële dan voor een effectieve straf. Op de dag van de uitspraak was al
2.5 jaar van de straf verstreken en bleven er nog maar 6 effectieve maanden
over.
Hoe verschillend mensen tegen zaken kunnen aankijken, illustreert het
Algemeen Handelsblad. Afkeur en geprijst worden voor eenzelfde
activiteit. Het Algemeen Handelsblad prijst Wilm Wouters voor zijn
voorbeeldige wijze, waarop hij het monnikenwerk heeft verricht voor het
tot stand komen van de eerder genoemde tentoonstelling van ’Nederlandse
Beeldende Kunst’. Ook de organiserende instanties krijgen lof
toegezwaaid. Daartegenover, de veroordeling door de ’Centrale ereraad
voor kunst’.
Dit artikel is door Rob Wouters samengesteld. Hierbij is gebruik gemaakt
van gesprekken met Willem Wouters junior, Herman Wouters, één gesprek
met Wilm Wouters zelf en tekst en informatie uit de kandidaadsscriptie van
Menno Fluks (de met de hand gecorrigeerde kladversie van de
kandidaatsscriptie uit 1974).
--------------------------------------------------------------
Bijlage 1
Voor de 60e verjaardag van de vereniging St. Lucas
‘t Was zowat voor zestig jaren
Dat een groepje kunstenaren
Op de hoge school der kunsten
Zwaar gespeend van ‘s levens gunsten
Knapen met en zonder baarden
zich toen in een clubje schaarden
St. Lucas
De oude schutspatroon
Die vond het heel gewoon
Dat zulke jonge kunstenaars
Niet uitgaan als een kaars
Hij zei:
Welnu, gij kloeke heren
Gij zijd het vak nu wel aan ‘t leren
Maar de geest en het Maatschappelijk belang
Hoort nu ook bij ons ”samenzang”
Ik stel u voor uw club St. Lucas te dopen
Met geduld zal de jonge Lucas leren lopen
Na het kruipen wordt 't lopen een een trotse gang
Tot heil der schone kunsten jaren jaren lang
Een der eerste grote daden was een daad van piëteit
Rembrandts borstbeeld moest verhuizen ’t werd verhuisd met deftigheid
Maar ook de jool was er een ding
Dit nog, getuigd een oude rekening
De genoemde deftigheid werd ook een reden
Voor veel gekanker van de leden
De een vond 't doorgeleerd en deftigheid
Raken wij onze humeuren kwijt?
Nu niet doorgaan 'met die burgerlijke dingen'
Zo iets was goed voor kunste-naarlingen
De ander vond, de roeping van een kunstenaar
Is anders als van een Had-je-me-maar
Men gaf elkaar meer wijze lessen
Dit ondervonden ook de schilderessen
St.Lucas gaf haar 't eerst het stemrecht
Meer nog goede dingen werden er beslecht
Toen kwam er een addertje aangeslopen
Als splijtzwam kwam het binnen lopen
Men maakte zich van de Academie los
De idee was van een slimme vos
Men vestigden zich in “ Maison Stroeken"
Het werken daar ‘t was Kunst verzoeken
Ook had men nu genoeg van al dat leren
En begon men te denken over exposeren
En om het nu maar gouw te vertellen
In 1888 begon men tentoon te stellen
In de Marnixstraat ‘t jaar 1889
Ik zeg erbij, het is waarachtig
Werden de leden flink wakker geschud
Niet omdat ze waren ingedut
Maar in Rotterdam was een schilderijtje geweigerd
"De schilder was van schrik haast gepeigerd"
Omdat 't stuk niet omlijst was met goud
Maar met een donker stuk zwart hout
Het was St. Lucas die daar weer voor opkwam
En ‘t werk in zijn bescherming nam
‘t Was weer een daad van piëteit
Nu wordt St. Lucas roep zeer uitgebreid
"Arti", de veel oudere vereniging
Kiest zelfs bestuurders uit onze kring
Als men nu nog in "Arti" iets wil worden
Eet dan eerst wat van Lucas zijn borden
Voor ’Lucas' gaan de deuren van ‘t stadsmuseum nu open
De zaken zullen nu wel beter nog gaan lopen
Dit gaat gelukkig nu nog lange jaren door
Helaas in 1913 raakt St. Lucas uit 't spoor
Er dreigen gevaren, gevaren van blauw
De schilders van ‘t bruin die raken in ‘t nauw ‘
De jury in ‘t geheel die smeert hem nu vlug
En begint een vereniging achter ons rug
Dit is hun al lang weer vergeven
St. Lucas laat zich zo gauw niet sneven
Maar luister heren juryleden
Geef uw oordeel niet te gauw
Want de waarde van schilderijen zit hem niet in ‘t bruin
of blauw
Kijk wat kunstenaars nu weer maken
Lijkt soms ‘t werk van rare snaken
De vorm en kleuren lijken vreemd
Maar door artiesten-ziel vereend
Is ‘t toch nog wel te zien
Of ‘t echt is en gemeend
Wat St Lucas in deze zestig jaren heeft gedaan
Is zeer gemakkelijk na te gaan
De broederschap en kunst niet te verleren
Het is misschien wat krom maar ik heb gezegd mijnheren
Wilm Wouters
----------------------------------------------------------------------------------
Bijlage 2
Tentoonstellingen Verenigingen Verdiensten en 2e Wereldoorlog